atelier

Dansen op papier

Interview in Atelier van december 2005

Tekst: Eric Bosman

Download het artikel hier

Humphrey Bennett is in de ban van ballet. Al ruim tien jaar tekent hij dansers in actie. Het gaat hem alleen om de beweging, het decor is van ondergeschikt belang.

Het atelier van de Londenaar is gehuisvest in een bijgebouw in de tuin van zijn huis in een knus Baarns straatje. Uitzicht op een inspirerend landschap heeft hij niet nodig. Inspiratie haalt hij uit het bezoeken van repetities van het Nationaal Ballet in de Amsterdamse Stopera of bij het Rotterdamse dansgezelschap Scapino.

Engeltjes en tovenarij

Elke vrijdag is hij bij een van die twee gezelschappen te vinden. Weggedoken in een hoekje van de oefenzaal en gezeten achter een schetsboek, tracht hij de bewegingen van de dansers te vereeuwigen. Zijn ogen zijn beurtelings gericht op de danser en het papier. ‘Mijn oog gaat als een pingpongbal heen en weer als ik zit te tekenen. Ik zit dan in een hoek van een kerk, er gebeurt iets heiligs. Dan moet ik me ook verstoppen, ik mag de dansers absoluut niet storen. Dat is de afspraak. De dansers en danseressen lijken dan net engeltjes, ze komen uit een andere wereld. Het is pure tovenarij. Je bent omsingeld door muziek en de tere lijfjes van de dansers. Op die momenten wil ik zoveel mogelijk op papier krijgen. Dansers zijn vaak verlegen, maar als de muziek aangaat zie je de passie in hun ogen oplichten en vindt er een metamorfose plaats. Dat is prachtig om te zien.’

Dansende tekeningen

Met behulp van een tekenmap en een doosje met potloden legt Bennett het voor hem letterlijke toverballet vast. Voor een bepaalde pas heeft hij soms wel vijf tekeningen nodig. Ter illustratie haalt hij een serie van de ‘pas van de kat’ tevoorschijn en stalt die uit op de grond. ‘De meeste passen ken ik niet van naam. Toen ik bomen tekende, wist ik ook niet hoe ze heetten. Niet alleen de dansers dansen, maar ook mijn tekeningen. Dat is in ieder geval de bedoeling. Ik probeer de beweging op het papier te krijgen, het potlood moet over het papier dansen. Voor mij is het pakken van de beweging het belangrijkst. Tien jaar teken ik nu balletdansers en ik laat steeds meer weg in mijn werk. Het gaat om de essentie, niet om de dingen die eromheen gebeuren.’

Bomen en ballet

Bennett beaamt dat zijn sierlijke manier van tekenen niet is komen aanwaaien. ‘Mijn verleden als modeltekenaar is erg handig. Daardoor heb ik verstand van anatomie.’ Voordat Bennett gefascineerd raakte door ballet, tekende hij vooral bomen. Hij wijst zelf op de overeenkomsten tussen deze twee onderwerpen: ‘Bomen bewegen ook, daar is sprake van dezelfde sierlijke lijn als bij ballet.’ Veertig tot vijftig tekeningen per dag maakt hij. De volgende ochtend bladert hij daar nog eens doorheen. ‘Dan zie ik pas echt wat ik heb gemaakt.’ Het potlood is zijn favoriete gereedschap. ‘De danser heeft zijn lijf om mee te dansen, ik doe hetzelfde met mijn potlood.’ Ook gebruikt hij acryl, aquarel en inkt. De vloeibaarheid is voor hem van belang. Met olieverf kan Bennett niet uit de voeten. ‘Dat spul is te statisch.’ De keuze voor de verfsoort hangt nauw samen met de dans die hij wil vastleggen. ‘Moderne dans is vaak krachtiger, dan kies ik voor acryl. Bij klassieke stukken gebruik ik eerder waterverf of pastel.’

Papier en zweet

Humphrey aan het werk bij het Scapino ballet Elke maandagmiddag om vier uur komt er iemand in het atelier dansen, een uur lang. Een jongeman, die zelf muziek meeneemt. Hij hijst zich dan in een dansoutfit, terwijl Bennett de spullen in zijn atelier aan de kant schuift. Net als in de Stopera of bij Scapino nestelt de tekenaar zich haast onzichtbaar in een hoekje. De muziek gaat aan en de danser improviseert ter plekke bewegingen. De muziekgenres lopen uiteen van hiphop tot klassiek en van jazz tot wereldmuziek. ‘Voor hem had ik een vrouw die voor mij danste, zij is helaas vertrokken naar Zwitserland.’ Bennett geeft zijn ‘private dancer’ geen opdrachten. ‘Het moet spontaan blijven. Na afloop is het atelier een zee van papier en zweet.’

Getrouwd met het werk

Behalve danstekeningen maken, geeft Bennet ook tekenles. Naar eigen zeggen is de verdeling tussen eigen werk en het lesgeven ongeveer ‘fifty-fifty’. ‘Ik geef zes lessen per week modeltekenen aan de Gooise academie, doe workshops en ga naar repetities. Ik ben altijd bezig met mijn werk. Een kunstenaar moet zichzelf helemaal overgeven. Je hebt geen tijd om getrouwd te zijn, grapte een vriend een keer. Maar hij heeft wel een punt. Mijn werk is all embracing. Maar ik ben blij dat ik lesgeef. Zo kom ik nog eens onder de mensen. Dat contact is belangrijk. Ik vraag ook altijd om second opinions van dansers en collega’s. Ik wil graag worden gecorrigeerd. Soms zit je gewoon in de verkeerde richting. Kunstenaars die alleen maar bezig zijn met zichzelf zijn eenzaam. En daar wordt je vreemd van, heb ik gezien. Ik ben een perfectionist en heb de mening van anderen nodig om beter te tekenen.’

Globalisering

Onlangs had Bennett een expositie in Japan. ‘De inkttekeningen die ik daar vertoonde, sloegen aan bij het publiek. Dat werk schijnt te lijken op de Japanse kalligrafie. Toen ik daar was, ben ik naar een wedstrijd van sumoworstelaars gaan kijken. Dat was net zo spannend als het Nationaal Ballet in Amsterdam. Het is ook een sierlijke dansvorm. Die uitbarsting van energie bekoort mij. Dans is meer dan topsport; het is passie plus bagage. Dansers zijn niet dom. In hun optreden zit een bepaalde abstractie die een sport als voetbal niet kent.’ Bennetts tongval verraadt zijn Engelse roots. Een kwarteeuw geleden kwam hij naar Nederland. Een Nederlandse vrouw lokte hem naar de andere kant van de Noordzee. In die tijd was hij nog een ‘commerciële jongen’ en werkte hij als illustrator in de reclamewereld. Wel voltooide hij in Engeland twee kunstacademies. Kan hij niet beter in zijn vaderland werken als danstekenaar? Is de danstraditie niet veel groter in Engeland? ‘Nee’, antwoordt Bennett. ‘Dans is internationaal, landen tellen niet, nationaliteiten evenmin. Het Nationaal Ballet is voor 75 procent buitenlands. Dans is een universele taal, door de globalisering wordt dit steeds duidelijker.’ De liefde voor ballet zal niet slijten, bezweert Bennett. Stapels schetsen heeft hij liggen op de zolder van het atelier. Genoeg materiaal om er tot in lengte van dagen mee door te gaan. ‘Mijn passie voor ballet zit heel diep. Bij het tekenen ben ik niet alleen met mijn handen bezig. Ik werk met mijn ogen, handen én hart.’